Toeval

Soorten ontstaan niet door één enkele, toevallige gebeurtenis. Dat is onwaarschijnlijk en wordt dan ook door geen bioloog beweerd. Soorten ontstaan wel door een langdurige samenloop van willekeurige en niet-willekeurige omstandigheden. Daardoor is een nieuwe soort niet te voorspellen, maar is zijn ontstaan in principe wel verklaarbaar. Bedenk dat tussen twee aansluitende soorten in een afstammingslijn maar een klein verschil zit. Dat een diersoort ooit is ontstaan is dus niet helemaal toevallig: zijn directe voorouder bestond immers al. En daar verschilt hij niet veel van. Zo kon de kip ontstaan doordat evolutie eerder al het Bankivahoen had opgeleverd. Eerder was zijn ontstaan niet mogelijk.

Wel willekeurig zijn de mutaties die binnensluipen bij het kopiëren van het DNA voorafgaand aan de celdeling. Deze mutaties zorgen voor genetische diversiteit in een soort. En hoe groter de populatie des te groter is de kans dat er tussen alle zinloze vernieuwingen ook iets nuttigs zit. Een eigenschap die bijdraagt aan de overlevings- en voortplantingskans. Natuurlijke selectie ten slotte is niet-willekeurig. De selectie wordt immers bepaald door de leefomstandigheden en het erfelijk materiaal. Hier worden de verslechteringen geëlimineerd en de verbeteringen geselecteerd. Individuen die het lukt een meer dan gemiddeld aantal nakomelingen te krijgen (de fittest) vormen de basis voor verdere evolutie.